De kunst van het voeden

In de eerste dagen na de bevalling leert je baby hoe hij kan drinken. Zo vlak na de bevalling heeft je baby namelijk een heel sterke zuigreflex. Tijdens zijn eerste keer borstvoeding doet hij vaardigheden op die hij de rest van de borstvoedingsperiode niet meer vergeet. Ook stimuleert het aanleggen en het huid-op-huidcontact de melkproductie doordat er bij jou hormonen worden aangemaakt. Jij leert tegelijkertijd hoe je je baby het beste aanlegt.
De juiste houding
Allereerst is het van belang dat jullie samen een ontspannende houding aannemen. Zorg ervoor dat je baby goed ligt, met zijn hoofdje en zijn lichaam in een rechte lijn en zijn mondje bij je tepel. Daarbij is het de bedoeling dat je kind met zijn buik naar jou toe ligt gedraaid. Door met je tepel of je vinger over zijn wangetje te strelen, stimuleer je de zoek- en zuigreflex van je baby. Als het aaien van zijn wangetje niet werkt, kun je ook over zijn lipjes strelen of zachtjes op zijn kinnetje drukken.
Toehappen
Als het mondje van je baby opengaat en hij toehapt, zorg je ervoor dat hij je hele tepel in zijn mond neemt. Niet alleen het puntje van je tepel, maar ook de hele tepelhof. Anders kan je kind nauwelijks iets uit je borst krijgen en loop je het risico op tepelkloven. Het kan zijn dat je kind een paar keer moet toehappen voordat dit lukt. Als je met je hand je borst een beetje plet bij het toehappen, steekt je tepel wat verder naar voren en maak je het voor je baby makkelijker om je tepel goed in zijn mondje te nemen.
Het toehappen is gelukt, wanneer je baby de tepelhof in zijn mondje heeft. Zijn tongetje en onderkaak bevinden zich onder je tepelhof, zijn onderlipje is naar buiten gekruld en zijn kinnetje zit vlak tegen je borst. Let erop dat de neusgaten van je baby niet tegen je borst drukken, zodat hij vrij kan ademhalen tijdens het drinken. Een baby die goed is aangelegd en goed drinkt hóór je drinken en slikken. Zijn wangetjes zijn wat bol en je ziet de kaakjes bewegen. Je kan zien dat hij zijn mond vol met melk zuigt en dat doorslikt, weer zuigt en doorslikt.
Als je kind te weinig ruimte heeft om te ademen, kun je hem bij zijn billetjes wat dichter naar je toe trekken. Zo komt zijn neusje vrij. Bovendien ligt je baby zo vaak nog beter aan de borst, omdat hij automatisch een groter deel van de onderkant van je tepel in zijn mond te nemen. Daardoor kan hij, met behulp van zijn onderkaak en tongetje, beter de voorraadholtes achter je tepelhof leegzuigen.